De schoten vielen rond 17.45 uur in het trappenhuis van een appartementencomplex.
Het slachtoffer was de 38-jarige Paro Ramlagan. Ze kwam voor de liefde naar Nederland, scheidde en woonde sinds kort in de Galjoenstraat.
De politie hield een 57-jartige man aan: Seyed alle S., een buurman. Paro woonde op de benedenverdieping, hij twee etages hoger.
Een andere buurman van Paro vertelde dat hij schoten hoorde en het zoontje van de vrouw naar buiten zag lopen.
'Mama is dood', zei de jongen.
De buurman pakte hem op en liep met hem het trappenhuis binnen. Daar zag hij Paro liggen.
Dood.
Pas toen zag hij de schutter. Die wilde ook op hem of op de jongen of op allebei schieten en haalde daadwerkelijk de trekker over.
Maar kennelijk waren de kogels op.
Een arrestatieteam sloeg de schutter daarop in de boeien. Intussen had die nog twee buurtbewoners met het vuurwapen bedreigd.
Pas toen kon ambulancepersoneel naar binnen om hulp aan het slachtoffer te bieden. Maar die hulp kwam dus te laat.
Even later werd de schutter naar buiten geleid: een kleine gezette man met oogkleppen op in een rood-wit-blauwe jas
Een dag na de moord meldden het Algemeen Dagblad en Omroep West dat de schutter een relatie met Paro wilde.
Maar Paro niet met hem.
Tijdens de eerste regiezitting werd duidelijk dat Paro een brief had achtergelaten waarin ze schreef dat haar buurman haar bedreigt.
De brief had ze aan een kennis geschreven, die pas kort voor die eerste regiezitting de politie van het bestaan ervan op de hoogte bracht.
